Omdat ze velden, weiden en bossen in hun directe omgeving wilden hebben, kozen de stichters van het dorp voor een locatie tussen de depressie en het Famenne-plateau.
Het laatste dorp aan de Lesse
Stroomafwaarts van Houyet grenst geen enkel ander dorp aan de Lesse. De vallei ziet eruit als een canyon met een smalle bodem, omgeven door steile hellingen waar de rotsen vaak uitpuilen. Terwijl stroomopwaarts de niet erg resistente leisteen de rivier in staat heeft gesteld haar meanders te verspreiden in een brede alluviale vlakte, hebben hier de zandstenen en vervolgens de kalkstenen, verder stroomafwaarts, het werk van het water belemmerd. Er is dus weinig ruimte om een dorp te stichten.
Tussen bos en velden
Het grondgebied van de voormalige gemeente Houyet strekt zich uit van noord naar zuid over bijna 5 km. Het dorp ligt in het midden, maar is uit het centrum op het rotsachtige voorgebergte tussen Lesse en Hileau. Het zuidelijke deel is minder dan 2 km breed, terwijl het noordelijke deel bijna 5 km breed is. Landbouwgrond is beperkt tot het westen en het zuiden, terwijl het bos de noordelijke buurt domineert. Het grondgebied omvat dus alle gronden die essentieel zijn voor het levensonderhoud van de landbouwers. In het noorden wordt het bos gebruikt als landbouwgrond en houtbron, in het zuiden de akkers en, langs de waterwegen, het hooiland.
De behoefte aan braakliggend terrein
De landbouw onttrekt aan de natuur de bestanddelen die de vruchtbaarheid van de velden in stand houden. De dorpskudde, die in de bossen en op de heide graast, zorgt voor de overdracht door ‘s nachts de planten die overdag gegraasd worden om te zetten in mest. Het agronomisch evenwicht van het traditionele landbouwsysteem is dus enerzijds gebaseerd op de kwaliteit van de bodem – en hier is de Famense natuur niet erg gul – en anderzijds op de hoeveelheid mest die bij het ploegen wordt opgeslagen. De aanvoer van organisch materiaal hangt dus af van het aantal dieren in de dorpskudde. Het aantal dieren houdt rechtstreeks verband met de hoeveelheid grond die voor de fokkerij wordt gebruikt, d.w.z. de oppervlakte onbebouwde grond.
Drie gebruiksrechten in het bos
Naast het recht om te zwerven hadden de boeren het recht om het bos te gebruiken voor hun houtbehoeften. De nieuwe bewoners mogen, om hun vakwerkhuizen te bouwen, het bos in om de nodige balken te laten kappen. Zo oefenen ze hun recht uit om in het bos te leven. Om hun huizen te bevoorraden, genieten zij ook het recht van de bebossing van het Latijnse ad focus (naar de haard) waarmee zij jaarlijks het bos mochten kappen.
Opruimen van gehuchten
Met de demografische groei in de 11e – 13e eeuw werd de behoefte aan nieuwe landbouwgrond duidelijk. Het beboste plateau in het noorden van het grondgebied, met zijn niet te stenige en niet te steile bodem, had voldoende kwaliteiten voor de teelt. Door de moeilijke bereikbaarheid en de afgelegen ligging van deze gebieden konden ze echter niet vanuit het dorp worden bewerkt. Twee gehuchten, Herhet en Ardenne, werden toen gesticht om de boeren te huisvesten die deze nieuwe ontginningen moesten bewerken.